Vraag een (jonge) man wat hij zoekt bij het daten. Negen van de tien
keer hoor je dat de vrouw die hij zoekt ‘spontaan’ moet zijn. Vraag
een vrouw naar haar wensen en ze zegt dat hij ‘best romantisch’ mag
zijn. Spontaan en romantisch, twee tamelijk vage begrippen. Wat is
spontaan? Dat ze lekker anticipeert op onverwachte gebeurtenissen? Dat
ze regelmatig iets doet dat je niet verwacht? Moet ze het voortouw
nemen of moet ze gewoon niet te veel zeuren en overal voor in zijn? Je
kunt er alle kanten mee op, met dat spontaan.
Vrijen in de branding
Nee, dan de romantiek. Waar moet een man die ‘best wel romantisch is’ aan
voldoen? Moet hij kunnen dichten en bij kaarslicht in haar ogen staren?
Moet hij wat dromerig zijn en haar met een roze bril beschermen tegen
de harde realiteit? Gaat het over wandelen onder de sterrenhemel en
vrijen in de branding? Noem mij een hork, maar zo romantisch is dat
allemaal niet. Oké, sterrenhemels zijn mooi maar op een of andere
manier is het ’s nachts altijd koud óf barst het van de muggen. Vrijen
in de branding is niet echt comfortabel en gestaar bij candlelight
kennen we nu ook wel. Been there, done that.
Coup ontploft
mij maar de liefde van het minder roze soort waarbij ik ’s morgens,
ondanks ‘coup ontploft’ nog even tegen hem aan mag schurken. Het soort
van liefde waarbij ik niets hoef te zeggen als ik dat niet wil. De
verbondenheid waarbij ruzie slechts een extra aanleiding is tot
ontwikkeling in plaats van aftakeling. Geef mij de romantiek van een
man die zegt ‘wij samen tegen de rest van de wereld maar niet de hele
dag hand in hand’. Voor zo’n man wil ik dan best spontaan de rest van
mijn leven vrijmaken.