Weken van te voren heb ik er al zin in. Als het moet rijd ik er zelfs voor naar een andere plaats. Het is een afwijking, maar elke gek zijn kerstgebrek. De mijne is de kerstwandeling door de gewone buurt. Wijken met gezellige mensen moet je hebben. Buurten waar de haard nog brandt en de koffie altijd bruin is. De wijken waar de ouders ’s zomers op bankjes in de voortuin zitten en de jongeren met hun scooters op de straathoeken hangen. De wijken waar plat gesproken wordt maar de woorden oprecht en uit het hart zijn. Dat soort wijken zijn de wijken die zich lenen voor mijn kerstwandeling.
Decemberkou
Het wachten is op een mooie droge avond en het ware december-genieten kan beginnen. Ik wandel langs huizen op zoek naar de mooiste kerstversiering. De allermooiste stralen me al van verre toe. Elanden op daken, metershoge kerstmannen in de tuin, honderden lampjes knipperend langs dakgoten. Zelfs compleet verlichte arresleeën heb ik zien staan tijdens mijn wandelingen. Het kan me niet bont genoeg zijn. Ik vind het smullen, al die kitscherige pracht, en mijn door decemberkou bevangen wangen gaan er telkens weer van gloeien. Het gekke is, thuis doe ik er niet aan mee. Daar wil ik er niets van weten. Mijn wandelingen zijn voyeurisme van het ergste soort.
Lichtjes
Ook dit jaar aan lichtjes geen gebrek tijdens mijn wandelingen. Nee, het zal niet goed zijn voor het milieu, al die kilowatts aan kitsch, en het getuigt ook niet van de innerlijke verstilling die ook zo mooi past bij kerst. Maar dat maakt me even niet uit. De protserige lichtjes uit de volksbuurten laten me lachen van het soort geluk dat neigt naar melancholie en maken het kind in me wakker. Het doet me beseffen dat mensen nog altijd van goede wil en hoop zijn. Er zijn vele manieren om die boodschap uit te dragen, maar call me a fool, in het lint van knipperende sterren, versierde raamkozijnen, oplichtende sneeuwmannen en Red Nosed Rudolfs vind ik die boodschap elk jaar weer het mooist.