Ik hou van jou. Hou jij van wat niet kan.
Hou jij van je capaciteiten, ik van je gebreken.
Jij van je trots, en ik van hoe die zacht kan breken in mijn armen.
Jij van je moed. Ik van je zwakte nu en dan.
Hou jij van je toekomst. Ik van wat voorbij is gegaan.
Hou jij van de honderd levens die je wilde leven.
Ik hou van dat ene dat is overgebleven
en hoe je daarom zo ver weg kunt zijn dicht tegen me aan.
Ik hou van wat is. Jij van wat zou.
Hou jij van mij. Ik hou van jou.
Herman de Coninck