Ik ben een watje. Zo, dat is er uit. Ik accepteer een scheet onder de lakens. Ik scheer mijn oksels omdat ZIJ dat mooier vindt. Ik plas met de deur open omdat dat gezelliger is en ik kijk naar Grey’s Anatomy in plaats van Champions League.
Ik heb ook geen geheimen meer. Van de inhoud van mijn mailbox, mijn diepere gedachten over porno, tot mijn pincode en mijn wachtwoorden op internet, ze mag het weten. Aan de ene kant een verademing: geen geheimen, geen gedoe om jezelf te verbergen. Aan de andere kant: is het wel zo logisch? Stoelt totale openheid niet tenminste voor een deel op wantrouwen? Of op angst?
Watje
Mijn antwoord in een omweg. Ik ben een watje en ik was daar altijd heel trots op. Want de positieve kant van het watjes-schap is dat ik een begripvol mensch ben. Ik ben zo’n man waar je wel mee kunt praten. Ik ben zachtmoedig en zie de nuance. Ik denk mee en ik graaf. Ik luister en zoek duiding. Ik interesseer me en voel in. Maar. Ik ben dus ook een watje. Weinig mannelijks aan een man die zo meegaand is. Een man, zo zegt ons de biologie, moet soms gewoon gaan staan. En dan niet bewegen. Voor anker en geworteld.
Vloeibaar
Ik weet niet of ik ooit op mijn strepen ben gaan staan. Of ik ooit heb geroepen: nu ga je te ver. Nee, dat is niet waar, ik weet dat wel. De woorden ‘nu ga je te ver’ zijn nooit in die volgorde over mijn lippen gekomen. Is ergens ook wel logisch, want het klinkt wel heel erg jaren vijftig en des ambtenaars. De woorden en hun boodschap passen mij ook niet. Ik ben begripvol. Maar als begrip de overhand neemt, worden grenzen vloeibaar, buig je uiteindelijk met alles mee en wordt je meestal pas wakker als je al heel veel con-cessies aan je eigenlijke ik hebt gedaan.
Wattenstaafje
Als uiteindelijk elke grens vloeibaar is, ben je ongrijpbaar. Water stroomt door vingers, die nat achter blijven. Dan een handdoek en alles is vergeten. Ongrijpbaar zijn, daar doe je niemand een plezier mee. Jezelf niet, maar ook je omgeving niet. Bepaalde grenzen moeten van staal zijn. Welke, dat scheelt van persoon tot persoon. Punt is dat een man zich laat duiden door ruimte in te nemen. Door eens ‘nee’ te zeggen. Door eens iets echt wél te willen. Hoe dan ook. Hoe bang je ook bent dat de ander het niet leuk vindt, en dan misschien jou ineens niet meer leuk vindt? Maar ik moet mezelf ook niet al te veel ge-weld aan doen. Zacht wil ik blijven, maar met wat meer stevigheid. Van watje naar wattenstaafje.
Dus ik ga mijn grenzen stellen. Om te beginnen één. Ik scheer nu mijn oksels omdat IK dat mooier vind.