Alle berichten van Ralph Ploeger

Volgens hem: Fitness is geen sport

Ik las een interview met Arie Boomsma. Dat is niet erg opzienbarend. Als Twitter niet het ongenaakbare woord van 2009 was, dan had Arie Boomsma een goede kans gemaakt. Ja, meneer Boomsma heeft zijn PR redelijk op orde.

Snoepje
Hij schijnt ook nogal ‘het snoepje van de week’ te zijn. Ik zie het niet, maar ik ben dan ook een man. Als hij zijn mond maar houdt over geloven en in mijn bijzijn zijn goddelijke lichaam verhult in wijdvallende kleding, zou ik zelfs een genoeglijke avond met hem kunnen hebben. Ik zou dan met hem willen praten over sport.

Verslaafd aan sport
In het artikel zei Arie namelijk dat hij vaak gaat sporten. Dat hij zelfs verslááfd is aan sporten. Een microseconde ziet de Noordhollandse jongen van De Wit in mij hem dan zijn schaatsen onder binden, een ruige sliding maken op een doorweekt voetbalveld, of voor mijn part de badmintonrackets onder zijn snelbinders doen. Dan herinner ik me dat volgens sommige mensen fitness tegenwoordig ook een sport is. Voor mannen.

Fitness
Het is een achterhoedegevecht, ik weet het, maar ik strijd dapper voort. Ik zeg het maar weer een keer: fitness is géén, ik herhaal, GEEN sport. Fitness is een bezigheid. Het is ooit ontstaan uit een poging van vrouwen op leeftijd, met beenwarmers, om te laten zien dat ze écht bereid zijn alles te doen om irritant te zijn.

Competitie
Fitness is alles wat sport niet is. Sport is strijd, is teamgevoel, is winnen, is afzien. Sport is krakende botten en vuile praat in de kleedkamer. Sport is een doucheputje vol blubber en na afloop goedkope groene gel van de keeper in je haar. Bij sport streef je naar een overwinning. Er zijn tegenstrevers of er is een klok. En kun je winnen. Sport, dames, is com-pe-ti-tie. Sport is NIET in de spiegel kijken en net zo lang over je eigen buik aaien tot de zedenpolitie je komt oppakken.

Tere wangetjes
Maar nu trekt ook een gestaalde man als Arie een legging aan. Hij stapt met een hartslagmeter om zijn middel en een donzige handdoek om zijn nek op een huppelmachine en zegt hij dat hij gaat sporten. En als hij klaar is, dept hij voorzichtig zijn voorhoofd en doet hij verzorgende crème op zijn tere wangetjes. En dat is nog steeds allemaal prima. Maar zeg dan NIET in de krant dat je sportverslaafd bent, Arie! Verrader!

Of is dat godslastering?

Volgens hem: Beige mensen

Ik ben geen fan van statistiek. Ho. Wacht. Voordat ik Maurice de Hond samen met de leden van de Wereldorganisatie van Statistici en Andere Heel Belangrijke Dingen Met Cijfers op mijn stoep heb staan: ik weet dat het volkomen onterecht is. Statistieken zijn het cement van deze wereld. Ze vormen een houvast in een tijd van verandering, onzekerheid en Maik de Boer. Ik weet dat allemaal. Ik wil alleen maar zeggen

dat ik liever een diepzinnige levensbeschouwelijke boom opzet met een fanatieke deelnemer aan een ruilbeurs voor Sneeuwwitjepoppetjes, dan dat ik een statisticus serieus neem.

Rubriceren
Eigenlijk ben ik gewoon bang voor ze. Wat statistici namelijk doen is mij rubriceren. Ze laten mij zien dat ik doorsnee ben. Ik ben doorsnee in de dingen die ik bewust heel doorsnee doe, en ik ben doorsnee in de dingen waar ik me uniek in voel. Statistiek gaat dus niet over het leven, maar ondertussen gaat het over niets dan het leven. Over de risico’s en kansen in het leven, om precies te zijn.

Bandplooibroek
Gooi alle mensen in een pot, roer een beetje, en trek de grootste gemene deler eruit. Hij zal lijken op Bert Kuizinga, gekruist met Jochem van Gelder, inclusief iets te hoog opgetrokken flanellen bandplooibroek. En iedereen, jaaaahhh menschen, IE-DER-EEN, loopt het risico om uiteindelijk toe te bewegen naar dat magnetische gemiddelde.
Aldus de statistici.

Liefdesleven
Ik ben het liefst the odd one out. Maar ik weet wel beter. Neem mijn liefdesleven. Och och och. Twee relaties van zeven jaar. Precies zeven jaar tot het over was. Twee keer! The seven year itch? Geen idee. Maar oh! wat gemiddeld! En de statistici staan alweer te glunderen in een hoekje. Maar ik weet wel beter. Nu ga ik voor the odd one out. Dit keer stap ik erin voor de eeuwigheid. Met ziel en zaligheid. Rot op met die zeven jaar.

Het is dat, of een beige bandplooibroek.

Volgens hem: Vrouwen met een hobby

We kunnen er natuurlijk heel lang over praten. Of kort. Vrouwen liever heel erg uitgebreid, gezellig en lang. Mannen liever, ehh, niet. Maar als we alles bij elkaar optellen, van elkaar aftrekken, even delen en worteltrekken, dan blijft er in vrouwenland maar één echte hobby over. Praten. Dames, dames. Wat kunnen jullie praten. Over alles. Echt alles. En ontkennen heeft geen zin: ik zit elke dag in de trein.

Verdachte vrouw
Een zwijgende vrouw is verdacht. Die heeft veel te veel issues. Of te weinig. Of geen gesprekspartner, hoor ik jullie denken, maar daar heb ik maar één antwoord op: hahaha, zeker nog nooit van de telefoon gehoord. Een gesprekspartner is voor een vrouw altijd maar één speeddial away. Gisteren in de trein, een meisje: “Ja hoi, met mij […] Ik zit in de trein […] Ja, saaaaaai ja […] Dus ik dacht […] Ja […] Ja […] Dus ik dacht […] Ja inderdaad […] Maar wat ik dus dacht: kun jij me mooi gezelschap houden, ongeveer twintig minuten.”

Goed luisteren
Op zulke momenten denkt 100% van de mannelijke populatie, 100% zeker weten: ‘mensch! Sterf! Nu!’ Niet dat wij mannen zo zijn, zo hard en zo . Wij weten gewoon dat alleen overdrijven helpt in zulke situaties. En we zeggen de dingen graag kernachtig. Het langste telefoongesprek dat ik bijvoorbeeld ooit voerde duurde nog geen minuut en ging als volgt. “Hee met mij […] Zes uur. […] Nee, zes uur. […] Okee, joe, doeg.” En het had nóg korter gekund als de vrouw aan de andere kant meteen goed had geluisterd. Maar dat laatste neem ik terug. Want zo’n vrouw bestaat niet.

Ongezellig
Mijn telefoongesprekken vallen stuk voor stuk onder de door vrouwen in het leven geroepen verzamelnaam ‘ongezellig’. En wij mannen zeggen: gezelligheid wordt zwaar overschat. Gezelligheid is de ene keer de kaarsjes aan en de lampen gedimd en samen, en de andere keer is het met je rug naar de andere persoon in de kamer keihard urenlang tegen willekeurig wie in een telefoon tetteren.

Maar als ik daar wat van zeg, krijg ik altijd hetzelfde antwoord: vent, zoek een hobby!

Volgens hem: Vriendschap is een illusie

Ik had er laatst een interessante discussie over. Kunnen mannen en vrouwen vrienden zijn? Gewoon vrienden. Niet vrienden met wat extra.

Niet partners en vrienden. Niet het homovriendje waar zij mee gaat shoppen. Of die stoere vriendin van zijn beste vriend, waar hij in de kroeg ook wel gezellig mee kan praten. Nee. Gewoon. Vrienden. Die ene die je belt bij liefdesverdriet. Bij familieproblemen. Als het regent of als je teennagel is ingegroeid.
Onze conclusie: dat gaat dus niet, enzo. Mannen en vrouwen zijn gewoon gemaakt om elkaar te begeren, ter wille van de voortplanting en de overleving van de soort, survival of the fittest, en gewoon omdat dat lekker is. Dus.

Oogbeweging
Eerst en allereerst kijkt een man bij een eerste ontmoeting met een vrouw naar haar borsten. En geloof me, dat blijft zo, is wetenschappelijk bewezen. Met zo’n bril die oogbewegingen meet. U kent het vast van de TV. En jullie, dan, dames, niet zo verwijtend het hoofd schudden. Jullie zijn geen haar beter. Volgens de mensen die het kunnen weten, kijken jullie eerst en vooral naar de grootte van zijn auto. Da’s allemaal biologie hoor, Darwin enzo. Vroeger, toen we nog met knuppels in veel te ruim vallende mammoetvelletjes rondliepen, waren vrouwen al op zoek naar ruimte voor hun schoenencollectie èn een man die voor ze kon zorgen, terwijl mannen stoer en strijdlustig naar buiten liepen met hun knuppels en speren, zich achter het eerste het beste hunebed verschansten met een biertje en de afstandsbediening om te praten over voetbal en vrouwen en hun borsten.

Levensbeschouwing
Zulke levensbeschouwingen gaan niet samen. Het mannenbrein en het vrouwenbrein zijn niet op elkaar afgestemd. Ooit een man en een vrouw met elkaar horen praten? Nee, ik bedoel, ooit een man en een vrouw met elkaar horen praten in een situatie waarin de man de vrouw niet aan het versieren was? Ja? Nou, dat bedoel ik dus. Negen van de tien conversaties tussen een man en een vrouw gaan in dat geval als volgt: Vrouw: wat een troep is het in de keuken. Man: Hmm-m. Vrouw: Alsof er een bom ontploft is.
Man: Hmm-m. Vrouw: Zo kan ik niet leven! Ik ben zo ongelukkig. En kijk nou. Die koelkast!
Man: Oh ja, kun je een biertje voor me meenemen?

Mannen en vrouwen kunnen geen vrienden zijn, want we begrijpen elkaar gewoon niet. En het enige moment waarop we willen doen alsof we tóch willen weten wat de ander beweegt, is als we begerig zijn. Of als ze weigert bier mee te nemen.

Volgens hem: Wattenstaafje

Ik ben een watje. Zo, dat is er uit. Ik accepteer een scheet onder de lakens. Ik scheer mijn oksels omdat ZIJ dat mooier vindt. Ik plas met de deur open omdat dat gezelliger is en ik kijk naar Grey’s Anatomy in plaats van Champions League.

Ik heb ook geen geheimen meer. Van de inhoud van mijn mailbox, mijn diepere gedachten over porno, tot mijn pincode en mijn wachtwoorden op internet, ze mag het weten. Aan de ene kant een verademing: geen geheimen, geen gedoe om jezelf te verbergen. Aan de andere kant: is het wel zo logisch? Stoelt totale openheid niet tenminste voor een deel op wantrouwen? Of op angst?

Watje
Mijn antwoord in een omweg. Ik ben een watje en ik was daar altijd heel trots op. Want de positieve kant van het watjes-schap is dat ik een begripvol mensch ben. Ik ben zo’n man waar je wel mee kunt praten. Ik ben zachtmoedig en zie de nuance. Ik denk mee en ik graaf. Ik luister en zoek duiding. Ik interesseer me en voel in. Maar. Ik ben dus ook een watje. Weinig mannelijks aan een man die zo meegaand is. Een man, zo zegt ons de biologie, moet soms gewoon gaan staan. En dan niet bewegen. Voor anker en geworteld.

Vloeibaar
Ik weet niet of ik ooit op mijn strepen ben gaan staan. Of ik ooit heb geroepen: nu ga je te ver. Nee, dat is niet waar, ik weet dat wel. De woorden ‘nu ga je te ver’ zijn nooit in die volgorde over mijn lippen gekomen. Is ergens ook wel logisch, want het klinkt wel heel erg jaren vijftig en des ambtenaars. De woorden en hun boodschap passen mij ook niet. Ik ben begripvol. Maar als begrip de overhand neemt, worden grenzen vloeibaar, buig je uiteindelijk met alles mee en wordt je meestal pas wakker als je al heel veel con-cessies aan je eigenlijke ik hebt gedaan.

Wattenstaafje
Als uiteindelijk elke grens vloeibaar is, ben je ongrijpbaar. Water stroomt door vingers, die nat achter blijven. Dan een handdoek en alles is vergeten. Ongrijpbaar zijn, daar doe je niemand een plezier mee. Jezelf niet, maar ook je omgeving niet. Bepaalde grenzen moeten van staal zijn. Welke, dat scheelt van persoon tot persoon. Punt is dat een man zich laat duiden door ruimte in te nemen. Door eens ‘nee’ te zeggen. Door eens iets echt wél te willen. Hoe dan ook. Hoe bang je ook bent dat de ander het niet leuk vindt, en dan misschien jou ineens niet meer leuk vindt? Maar ik moet mezelf ook niet al te veel ge-weld aan doen. Zacht wil ik blijven, maar met wat meer stevigheid. Van watje naar wattenstaafje.

Dus ik ga mijn grenzen stellen. Om te beginnen één. Ik scheer nu mijn oksels omdat IK dat mooier vind.