Alle berichten van Ralph Ploeger

Volgens hem: De vrouw die humor had

In 2008 ontmoette ik voor het eerst een vrouw met humor. Ik was er niet naar op zoek en had eigenlijk ook niet meer verwacht dat me dit ooit nog zou overkomen. Maar daar was ze. Het ging zo. Ik zei iets. Zij zei iets. En ik moest lachen. Heel hard. De rest is geschiedenis.

Het was geen beleefdheidslachje. Zo’n lachje dat elke man wel eens lacht als een mooie vrouw iets zegt wat blijkbaar grappig bedoeld is (waarmee ik trouwens niet zeg dat de grappige vrouw geen mooie vrouw was. Juist WEL, ik praat sowieso alleen maar met mooie vrouwen, dat staat beter op mijn CV). Het was ook geen herkenningslachje. Zo’n lachje dat een man wel eens lacht omdat hij vrouwenhumor denkt te ontdekken. Vrouwenhumor, de heilige graal van de mutserigheid.

Eerst even de definities
Vrouwenhumor: humor voor vrouwen, en dus niet te bevatten voor mannen. Verzamelnaam: gezeur en geroddel.
Mannenhumor: humor voor mannen, en dus niet te bevatten voor vrouwen. Verzamelnaam: seksisme en grofheid.
Ik vind het allemaal niet grappig behalve seksisme en grofheid. Maar de vrouw die grappig was… djiezus, earth calling, Ralphie, wakker worden jongen. Maar ik droomde niet. Het was echt. Ze zei dingen waar ik onvoorwaardelijk om moest lachen. De lach van een kind, uitbundig en vrij. De lach van humor. Geen mannenhumor, geen vrouwenhumor. Maar ergens in het midden.

Ik was blij, heb haar vol op de mond gezoend en gevraagd hoeveel kinderen ze van me wilde. “Eén. Doe de oudste maar”, zei ze zo ad rem dat ik me in de huiskamer van Monica en Chandler waande, de enige plek op aarde waar vrouwen net zo grappig zijn als mannen. Of misschien zelfs grappiger. En sneller. Dat komt natuurlijk doordat ze teksten krijgen aangereikt. Die geschreven zijn door mannen.

Aantrekkelijk
Dat is het verschil. In een humorhandboek las ik eens dat humor niks anders is dan waarheid vermenigvuldigd met pijn. Als er mannen- en vrouwenhumor bestaat, geldt er voor mannen dan een andere waarheid dan voor vrouwen? Of heeft het onderscheid te maken met alléén de pijn, en niet de waarheid? Waar mannen en vrouwen om dezelfde dingen lachen, zijn er geen grote ego’s in het geding. Dan is er niemand bang om de pijn te voelen. De pijn van het man zijn tussen vrouwen, of van het vrouw zijn tussen mannen. Liever ben ik mens tussen de mensen. Al vind ik het niet erg dat het mens uit de eerste paragraaf een ontzettend aantrekkelijke vrouw is.
En dat ze lacht om mijn grove seksistische grapjes.

Man Relatie: To kill a winkelmeisje

Kleding kopen is hel. Winkelen betekent voor mij: snel dingen
uitzoeken, passen, kopen, en terug naar de gewone wereld. Naar de
wereld zonder winkeljuf. Of hoe noem je zo’n mokkel dat haar heupjes
met verveelde kroegroutine laat meewiegen op die veel te harde
boink-boinkmuziek.

Winkelmeisje
Zo’n kind waarbij een volwassen man zich wel
drie keer bedenkt voordat hij dat ongeïnteresseerde hoofd om een mening
vraagt, omdat hij weet dat ze met haar hippe
blote-bijna-kun-je-mijn-geslachtsdelen-zien-broek schijt op mannen als
hij. Kledingwinkelmeisjes kijken liever naar zichzelf dan naar hun
klanten. Wat zeg ik? Elke keer als ze zichzelf in een manshoge spiegel
hun meterslange extensions met een zwiep achterover zien gooien, komen
ze gierend klaar.

Magertjes
Ik begrijp die meisjes ergens ook wel. Kijken
naar manvolk in een kledingwinkel is net zo opwindend als een natte kus
van een loopse teckel. Duffe mannen die met een vers-en-iets-te-hip
kledingstuk aan hun lijf op hun zweetsokken uit een kledinghok komen
geschoven, hebben de grandeur van een paprika. Een groene. Ook ik. Al
kan ik u rustig en eerlijk vertellen dat ik er doorgaans goddelijk uit
zie. Is een feit. Geen mening. Toch vind ik het moeilijk om met een
nieuw en nog nooit door mijn partner bewonderd kledingstuk uit een
kleedcabine te stappen. Het werpt me zelfs jaren terug in mijn
Landmark-je-bent-precies-zo-geweldig-als-je-durft-te-zijn kruistocht
door vind-jezelf-land. Als ik kleding pas, ben ik weer die jongen die
met zijn moeder naar de spijkerbroekenwinkel in het dorp ging en
vanachter het gordijntje dingen hoorde als: ‘Ja. Hij blijft ook zo
mager.’

Verbleekte tribals
Ik ben blij dat ik het nog steeds goed
doe in een garderobe uit 2006. Met nog maar één spijkerbroek zonder
scheuren. En een noodgedwongen stijltransformatie van semi-kak tot
shabby rafelig en studentikoos. Want ik wil niet naar de winkels. Nog
steeds wacht buiten het pashok mijn denkbeeldig vuurpeloton. Een
rücksichtslos roedel van blondines met verbleekte tribals boven de
billen. Ze kauwen kauwgum en kirren ‘echt helemaal jouw maat’ naar
iedereen die het horen wil. En ze knikken bewonderend naar mij in mijn
nieuwe outfit.
Maar ondertussen. Ondertussen zit in mijn hoofd. Dat weet ik ook
wel. Ik ben onzeker, dus zeg ik dat zij me lelijk vindt. Kan ik me fijn
aan haar ergeren. En aan mezelf. Omdat ik me iets aantrek van het
oordeel van een zestienjarige. Zo veel dat ik in een ferme zwaai al dat
nieuws weer teruggeef. Zo spaar ik eigenlijk ontzettend veel geld uit.
Geld om leuke dingen mee te doen.
Een assertiviteitstraining, denk ik.

Ralph Ploeger over Ralph
‘Ik
ben van negen maanden na de finale. Als Cruyff een paar keer had
gescoord, was ik er misschien niet eens geweest. Ik ben forens en
stukjesschrijver. Ik ben vader en ex. Gepromoveerd en geblesseerd. Ik
ben van de woorden en voor de liefde. Van het denken en van het doen.
En soms, als buiten de zon schijnt en mijn krullen mooi doet glanzen,
dan lijkt het net of ik een zorgeloze beachboy ben. En dat geeft
niks…’
Je vindt Ralph ook op Hyves en op www.ralphp.nl

Volgens hem: To kill a winkelmeisje

Kleding kopen is hel. Winkelen betekent voor mij: snel dingen uitzoeken, passen, kopen, en terug naar de gewone wereld. Naar de wereld zonder winkeljuf. Of hoe noem je zo’n mokkel dat haar heupjes met verveelde kroegroutine laat meewiegen op die veel te harde boink-boinkmuziek.

Winkelmeisje
Zo’n kind waarbij een volwassen man zich wel drie keer bedenkt voordat hij dat ongeïnteresseerde hoofd om een mening vraagt, omdat hij weet dat ze met haar hippe blote-bijna-kun-je-mijn-geslachtsdelen-zien-broek schijt op mannen als hij. Kledingwinkelmeisjes kijken liever naar zichzelf dan naar hun klanten. Wat zeg ik? Elke keer als ze zichzelf in een manshoge spiegel hun meterslange extensions met een zwiep achterover zien gooien, komen ze gierend klaar.

Magertjes
Ik begrijp die meisjes ergens ook wel. Kijken naar manvolk in een kledingwinkel is net zo opwindend als een natte kus van een loopse teckel. Duffe mannen die met een vers-en-iets-te-hip kledingstuk aan hun lijf op hun zweetsokken uit een kledinghok komen geschoven, hebben de grandeur van een paprika. Een groene. Ook ik. Al kan ik u rustig en eerlijk vertellen dat ik er doorgaans goddelijk uit zie. Is een feit. Geen mening. Toch vind ik het moeilijk om met een nieuw en nog nooit door mijn partner bewonderd kledingstuk uit een kleedcabine te stappen. Het werpt me zelfs jaren terug in mijn Landmark-je-bent-precies-zo-geweldig-als-je-durft-te-zijn kruistocht door vind-jezelf-land. Als ik kleding pas, ben ik weer die jongen die met zijn moeder naar de spijkerbroekenwinkel in het dorp ging en vanachter het gordijntje dingen hoorde als: ‘Ja. Hij blijft ook zo mager.’

Verbleekte tribals
Ik ben blij dat ik het nog steeds goed doe in een garderobe uit 2006. Met nog maar één spijkerbroek zonder scheuren. En een noodgedwongen stijltransformatie van semi-kak tot shabby rafelig en studentikoos. Want ik wil niet naar de winkels. Nog steeds wacht buiten het pashok mijn denkbeeldig vuurpeloton. Een rücksichtslos roedel van blondines met verbleekte tribals boven de billen. Ze kauwen kauwgum en kirren ‘echt helemaal jouw maat’ naar iedereen die het horen wil. En ze knikken bewonderend naar mij in mijn nieuwe outfit.

Maar ondertussen. Ondertussen zit in mijn hoofd. Dat weet ik ook wel. Ik ben onzeker, dus zeg ik dat zij me lelijk vindt. Kan ik me fijn aan haar ergeren. En aan mezelf. Omdat ik me iets aantrek van het oordeel van een zestienjarige. Zo veel dat ik in een ferme zwaai al dat nieuws weer teruggeef. Zo spaar ik eigenlijk ontzettend veel geld uit. Geld om leuke dingen mee te doen.
Een assertiviteitstraining, denk ik.

Volgens hem: Was will das Weib?

Ik ben vierendertig jaar. Rijp voor een crisis, zeggen zij van de tv. En zij van de boekjes met rare titels vol woorden als ‘ontdek’ en ‘jezelf’. Je hoort er in mijn vriendengroep niet meer bij zonder op zijn minst een stevig dertigersdipje.

Ascendant
Zij uit de spirituele hoek zeggen dat na je dertigste je ascendant het overneemt, en dat op dat moment, eh, hoe zat het ook weer, alle levensthema’s nogmaals aan de orde komen? Zal dat het zijn? Levensthema’s? Ascendanten? Ik was altijd wel gek op ascendanten. Vooral tijdens eerste dates. Ze scheidden zo fijn kaf van koren. “Wat mijn ascendant is? Eh… Sorry. Was gezellig, doei koei en we delen de rekening, okee?”

Happinez kalender
Toch. Ik ben beïnvloedbaar. Het zijn de jaren. En de Happinez-kalender op de wc van mijn vriendin. Heel slinks, vind ik het, die kalender. Want wanneer ben je ontvankelijker dan met je broek op je enkels? Juist. Het gaat dan ook hard met me. Ik heb van mezelf nogal een wispelturige stoelgang en ik plas ook nog eens zittend, dus minstens driemaal per dag kan ik de spreuken tot me nemen. Vandaag: “Als de mens zich verder wil ontwikkelen, moet hij een ontdekkingsreis naar het moment maken.”
Een ontdekkingsreis naar het moment.
Dat vind ik nu dus ook.

Metroman
En excuus voor zoveel Boedhisme op de doordeweekse vrijdag. Ik zal ‘t het weer even terugbrengen tot aardse proporties. Want ik weet hoe het echt zit. Onder de streep heeft het voor ons mannen van alles met identiteit te maken. Ben ik nu metroman of juist überman en waarom dan wel, en loop ik niet drie jaar voor of achter en ik wil op niemand lijken want ik wil uniek zijn en hoe doen anderen dat, uniek zijn? Und was will das Weib? Uiteindelijk draait alles om das Weib. Das Weib is de drijvende kracht achter alle mannencrises. Quarterlife, midlife, krediet. De fundamentele angst van alle mannen, de oerangst waar alle andere angsten uit voortkomen, is namelijk de angst om niet meer in de smaak te vallen bij vrouwen. Daar is alle ellende in de wereld eigenlijk op terug te voeren.
Daarop, en op Patty Brard.

Volgens hem: Who’s the man?

Ik ben dus een wijf. Over een auto weet ik niks meer te vertellen
dan z’n kleur. Kleppen en injectie zeggen me niks, om over de
zaterdagse wasbeurt maar te zwijgen. Doorn in het oog natuurlijk van
mijn ex-vrouw, die er nogal prat op ging dat sommige dingen ‘toch echt
mannenklusjes’ waren. Een auto kopen bijvoorbeeld. Leuk joh. Verkopers
kunnen mij over auto’s van alles wijs maken en dat proberen ze dus ook.
De druiloren. 

Likken
Mijn laatste auto was een Citroën. Met van die
grote koplampen, vier wielen, elektrische ramen en eh… blauw. Nou ja,
een auto dus, met een merk, en typenummer. Daar ging ik even in zitten
met dochterlief op schoot. Hij glom mooi en van binnen was hij goed
schoon. Als volmaakte experts probeerde één van ons de toeter uit, stak
een vinger in elk gaatje en likte aan de bekleding. Lotte controleerde
ondertussen het onderhoudsboekje en keek even in de kofferbak. “Groot
hè”, zei ze. Ja, grote kofferbak. Zelfs voor een stationwagen.
Daarna vroeg de verkoper: “Zal ik de kap even openmaken?”
Heel
fijn. Als er een tweedehands wasmachine had gestaan, zou ik het niet
hebben opgemerkt. Toch keek ik even. “Goh, wat veel plastic”, zei
ik. Dat was dus logisch, voor een Citroën. Ik knikte ernstig en zocht
in mijn hoofd koortsachtig naar redenen die me de logica duidelijk
konden maken.

Draaiende motor
Dat kan ik heel goed. Mannendingen
veinzen. Met bier en eelt op de handen en schijt aan vrouwen. En met
auto’s. In mijn nieuwe straat wonen mannen die van hun garage een
autowerkplaats hebben gemaakt. Inclusief koelkast vol bier en hun
overall ‘s avonds aan een spijkertje. Tot ze gaan slapen, pielen ze met
mysterieuze, kromgebogen en met olie bevlekte ijzertjes en slangetjes.
Alles wat los kan, gaat elke avond los en weer vast. De motorkap staat
altijd open en de mannen leunen met hun handen op de rand. Samen kijken
ze geboeid naar de motor die draait. Volgens mij doen ze dit, avond aan
avond, vooral om niet teveel met hun vrouw te hoeven praten. De vrouw
kan ondertussen tegen haar vriendinnen zeggen dat ze een man heeft die
met zijn handen maakt wat zijn ogen zien. Een man om trots op te zijn.
Kortom, een win-win situatie.

Lekker lopen
In het kader van de buurtintegratie ging ik
er eens bij staan. Met mijn handen in mijn zakken, dat leek me wel
gepast. Af en toe stak er een zijn hand in de motor en trok dan aan
zo’n slangetje. De anderen knikten serieus. Ik knikte mee, met een nog
serieuzer gezicht. Zo bleef het verder stil, op het brommen van de
motor na.
“Die draait lekker”, zei ik na een paar minuten, om het
ijs te breken, want dat leek mij nu onvervalst autojongens-lingo. Hol
gelach, zelfs de kauwgum kauwende blonde achterbuurvrouw keek me
spottend in de ogen. De heren schudden even hun wijze hoofden en
draaiden zich weer naar de motor. Gebogen mannenruggen.

Ik zei dat ik moest pissen, want zo zeggen mannen in hun mannenrol
dat, en ik liep naar huis. Daar knoopte ik mijn broek open en plaste ik
de plas van opluchting. Zittend.