Vannacht heb ik bewezen dat niet mannen de jagers zijn, maar vrouwen. Hier in dit pittoreske Normandische dorpje Etretat waar wij onze vakantie vieren, ben ik op jacht gegaan, terwijl hij in bed lag met zijn hoofd onder de lakens… en ik heb gescoord ook!
Van nietsdoen word je lui
We waren best moe. Van het nietsdoen. Het regent hier al dagen en in plaats van te kajakken en te wandelen over de befaamde rotsen in de vorm van een olifant die drinkt uit zee en een ‘aiguille’ – een naald- , hebben we ons op de bank genesteld met een goed boek en een glas wijn en stoppen we ’s avonds een dvd in de speler. Ja… we hebben hier een luxe appartement, er is zelfs een mini-afwasmachine. Van al dat nietsdoen word je ontzettend lui, dat moge bekend zijn. We zochten rond een uur of twaalf dan ook ons bed op, in de kamer achter de woonkamer.
Ga maar nooit kamperen
Al vanaf het moment dat we hier arriveerden, dreef hij de spot met mij, omdat ik de deuren steeds achter hem dicht deed. ‘Tegen de beestjes’, zei ik moederachtig. Ik haat die vliegende beesten in je huis, en weet wat het met me doet als ik een nacht achter zo’n vervelende steekmug aan moet zitten en niet slaap. Hij lachte: ‘Jij bent ook niets gewend. Ga maar nooit kamperen, dan zou je gek worden…’ Inderdaad zijn de beestjes een van de redenen dat ik niet van kamperen houd. Plus het gebruik van een gezamenlijk toilet, douche, en de verplichte borrel voor de tent met buren uit Nederland, waar je nu juist ver vandaan wilde zijn.
De mannelijke lafaard
Maar goed. Om vier uur werd ik wakker van een irritant gezoem boven mijn oor. Ik luisterde naar de ademhaling naast me, hij leek me ook wakker. ‘Slaap je?’, vroeg ik zachtjes. ‘Nee’, was het antwoord. ‘Vind je het goed als ik even op killertocht ga?’ ‘Ja, hoor’, zei de held, en hij trok het laken nog wat verder over zijn hoofd. Ik knipte het licht aan en ja! Daar zat zo’n bugger op de muur. Klap! ‘Hebbes’, mompelde ik. En ik ging weer liggen, deed het lampje uit en probeerde mijn draai weer te vinden. Nog geen drie minuten later, opnieuw gezoem. ‘Wel ver…’, ik deed het licht weer aan. De lafaard naast me kreunde… Ik volbracht mijn taak opnieuw en vloekte een paar maal binnensmonds, toen ik er verd… nog een op de muur zag zitten… Niet gelogen, het leek wel of er een nest muggen in de kamer zat. ‘Dat kan helemaal niet’, mompelde hij, ‘Muggen hebben geen nesten.’ En hij draaide zich weer om.
Trofee van het jachtseizoen
Als een ware Diana, godin van de jacht, heb ik achter ze aangezeten, terwijl de half-god Nimrod, de machtige jager, lag te jammeren of het licht nu weer uit kon. Ze verstopten zich in de gordijnen, vluchtten naar de badkamer, gingen net op een randje zitten waar ik niet bij kon, schuwden het licht, maar ik wist dat ze er waren: de jachtmuggen van Etretat… Ik concentreerde me op hun karakteristieke vorm: een smal streepje van een insect met een krul aan zijn kont, de vermaledijde angel. En sloeg!
Na de slachtpartij, liet ik de ellendelingen lekker tegen de muur geplakt zitten, soms bebloed, soms nog net op tijd gedood, als trofeeën van het jachtseizoen. Gewapend met een slipper, stond ik (volgens hem) op het bed te dansen, zonder dat hij een poot uitstak en zond ik er minstens 8 (I kid you not) naar de eeuwige jachtvelden. Tegen een uur of zeven was de laatste slag geleverd en knipte ik het licht uit. Ik hoorde er nog één zoemen, maar kon me er niet meer toe brengen, weer op te staan.
De aiguilles van Etretat
Brak als een prijsvechter werd ik rond 10 uur wakker. Het zonnetje scheen. ‘Toch nog 7 uur slaap gehad’, maakte ik mezelf wijs, maar ondertussen wist ik wel beter. De nacht had me genekt. In de badkamer ontdekte ik dat het raam openstond, daar kwam die steady flow van muggenzifters dus vandaan. Nimrod wist zogenaamd van niets…
De wandeling naar de aiguille, de rots in de vorm van een angel, hebben we maar even laten zitten. Denk dat ik vannacht wel voldoende angels gezien heb.